你叫什么名字？

我叫

你是哪国人？

我是.....

你说法语吗？

是的, 会一点

谢谢

不客气

1 [一]
人称
荷兰语 - 1 [een]
Mensen

我 i-
ik
我和你 i- e- j--
ik en jij
我们两人 / 俩 w-- b-----
wij beiden
他 h--
hij
他和她 h-- e- z--
hij en zij
他们两人 / 俩 z-- b-----
zij beiden
男人 d- m--
de man
女人 d- v----
de vrouw
孩子 h-- k---
het kind
一个家庭 e-- g----
een gezin
我的家庭 / 我的家人 m--- g----
mijn gezin
我的家庭在这里 。 M--- g---- i- h---.
Mijn gezin is hier.
我在这里。 I- b-- h---.
Ik ben hier.
你在这里。 J-- b--- h---.
Jij bent hier.
他在这里和她在这里。 H-- i- h--- e- z-- i- h---.
Hij is hier en zij is hier.
我们在这里。 W-- z--- h---.
Wij zijn hier.
你们在这里。 J----- z--- h---.
Jullie zijn hier.
他们都在这里。 Z-- z--- a------- h---.
Zij zijn allemaal hier.

2 [二]
家庭
荷兰语 2 [twee]
Familieleden

祖父 / 外祖父 d- g---------
de grootvader
祖母 / 外祖母 d- g----------
de grootmoeder
他和她 h-- e- z--
hij en zij
父亲 d- v----
de vader
母亲 d- m-----
de moeder
他和她 h-- e- z--
hij en zij
儿子 d- z---
de zoon
女儿 d- d------
de dochter
他和她 h-- e- z--
hij en zij
哥哥 / 弟弟 d- b----
de broer
姐姐 / 妹妹 d- z--
de zus
他和她 h-- e- z--
hij en zij
叔叔 / 伯父 / 叔父 / 舅父 / 姑父 d- o--
de oom
阿姨 / 婶婶 / 舅妈 / 姨妈 / 姑妈 d- t----
de tante
他和她 h-- e- z--
hij en zij
我们是一个家庭 / 我们是一家人。 W-- z--- e-- g----.
Wij zijn een gezin.
这是个不小的家庭。 H-- g---- i- n--- k----.
Het gezin is niet klein.
这是一个大家庭。 H-- g---- i- g----.
Het gezin is groot.

3 [三]
认识，相识
3 [drie]
Ontmoeten

你好 / 喂！ H----!
Hallo!
你好！ D--!
Dag!
你好吗 / 最近怎么样?(用于问候) H-- g--- h--?
Hoe gaat het?
您来自欧洲吗? K--- u u-- E-----?
Komt u uit Europa?
您来自美国吗? / 您从美洲来吗? K--- u u-- A------?
Komt u uit Amerika?
您来自亚洲吗? K--- u u-- A---?
Komt u uit Azië?
您住在哪一个宾馆? I- w--- h---- v-------- u?
In welk hotel verblijft u?
您在这里已经多久了? H-- l--- b--- u e- a-?
Hoe lang bent u er al?
您要停留多久? H-- l--- b----- u?
Hoe lang blijft u?
您喜欢这里吗? B----- h-- u h---?
Bevalt het u hier?
您在这里度假吗？ B--- u h--- m-- v-------?
Bent u hier met vakantie?
欢迎您到我这儿来！ K-- m- e-- k--- o-------!
Kom me een keer opzoeken!
这是我的住址。 H--- i- m--- a----.
Hier is mijn adres.
我们明天见面吗? Z--- w- e----- m-----?
Zien we elkaar morgen?
我很抱歉, 我已有安排了。 S----, m--- i- h-- a- p------.
Sorry, maar ik heb al plannen.
再见！ D--!
Dag!
再见！ T-- z----!
Tot ziens!
一会儿见！ T-- g---!
Tot gauw!

4 [四]
在学校里
4 [vier]
Op school

我们在哪里? W--- z--- w-?
Waar zijn we?
我们在学校里。 W- z--- o- s-----.
We zijn op school.
我们在上课。 W- h----- l--.
We hebben les.
这些是学生。 D-- z--- d- l---------.
Dat zijn de leerlingen.
这是女老师。 D-- i- d- l------.
Dat is de lerares.
这是班级 / 教室。 D-- i- d- k---.
Dat is de klas.
我们做什么? W-- d--- w-?
Wat doen we?
我们学习。 W- l----.
We leren.
我们学习一门语言。 W-- l---- e-- t---.
Wij leren een taal.
我学习英语。 I- l--- E-----.
Ik leer Engels.
你学习西班牙语。 J-- l---- S-----.
Jij leert Spaans.
他学习德语。 H-- l---- D----.
Hij leert Duits.
我们学习法语。 W-- l---- F----.
Wij leren Frans.
你们学习意大利语。 J----- l---- I--------.
Jullie leren Italiaans.
他们学习俄语。 Z-- l---- R-------.
Zij leren Russisch.
学习语言是很有趣的。 T---- l---- i- i----------.
Talen leren is interessant.
我们要理解 / 听懂人们(讲话)。 W- w----- m----- b--------.
We willen mensen begrijpen.
我们想和人们说话 / 交谈。 W- w----- m-- m----- s------.
We willen met mensen spreken.

5 [五]
国家和语言
5 [vijf]
Landen en talen

约翰来自伦敦的。 J--- k--- u-- L-----.
John komt uit Londen.
伦敦位于大不列颠。 L----- l--- i- G---- B---------.
Londen ligt in Groot Brittannië.
他讲英语。 H-- s------ E-----.
Hij spreekt Engels.
玛丽亚来自马德里。 M---- k--- u-- M-----.
Maria komt uit Madrid.
马德里位于西班牙。 M----- l--- i- S-----.
Madrid ligt in Spanje.
她讲西班牙语。　 Z-- s------ S-----.
Zij spreekt Spaans.
彼得和马耳塔来自柏林 。 P---- e- M----- k---- u-- B------.
Peter en Martha komen uit Berlijn.
柏林位于德国。 B------ l--- i- D--------.
Berlijn ligt in Duitsland.
你们两个都说德语吗? S------ j----- a------ D----?
Spreken jullie allebei Duits?
伦敦是一个首都。 L----- i- e-- h--------.
Londen is een hoofdstad.
马德里和柏林也都是首都。 M----- e- B------ z--- o-- h----------.
Madrid en Berlijn zijn ook hoofdsteden.
首都都是又大又吵的。 D- h---------- z--- g---- e- l---------.
De hoofdsteden zijn groot en lawaaierig.
法国位于欧洲。 F-------- l--- i- E-----.
Frankrijk ligt in Europa.
埃及位于非洲。 E----- l--- i- A-----.
Egypte ligt in Afrika.
日本位于亚洲。 J---- l--- i- A---.
Japan ligt in Azië.
加拿大位于北美洲。 C----- l--- i- N------------.
Canada ligt in Noord-Amerika.
巴拿马位于中美洲。 P----- l--- i- M-------------.
Panama ligt in Midden-Amerika.
巴西位于南美洲。 B------- l--- i- Z-----------.
Brazilië ligt in Zuid-Amerika.